Préface du catalogue
Jean Raine : "Het Paradijse in ons is een Hel
2006
Terecht schreef Willemijn Stokvis dat indien Raine’s univers (wereld) dicht staat bij deze van Alechinsky het toch op de eerste plaats Asger Jorn is geweest die zijn eerste bron van inspiratie was . En deze uitlating is zeker niet mis te verstaan als men weet dat Raine’s interesse voor het gedachtengoed en de expressieve uitdrukkingswijze daaraan gekoppeld, resulteert uit de filosofische stellingname van Professor Gaston Bachelard bij wie hij in Parijs de colleges volgde. Deze filosofie zou voor Jorn en alle leden van Cobra een receptieve en dirigerende rol spelen in hun betrachting uit de greep van het illustratieve en mimetische formalisme van het surrealisme te ontsnappen.
Jorn wilde vooral de natuur zelf als scheppingskracht volgen waarbij hij de idee van een kunst met een totaal vrije expressie nastreefde, spontaan van uitdrukking zonder referenties maar wel gelijkaardig aan de kunstuitingen aan de zogezegde primitieve volkeren, de volkskunst, kindertekeningen, kortom los van een kunst vol codes waarop de beschaving zich had opgebouwd en daardoor teveel met de natuur had gebroken. Van essentieel belang daarbij was evenzeer de toevlucht tot een soort "primitieve geste" om zich te bevrijden van de werking van het onderbewustzijn dat zoals in de psychoanalyse teveel aan een mentaal proces was onderworpen. Voorop stond een ander onderbewustzijn dat veel fysieker is nl. deze van de lichaamskracht die de natuur zelf vormt.
Raine zou de taal van Cobra spreken met een gespleten tong marginaal en persoonlijk. Vanaf het begin reeds betrokken en door Alechinsky in 1949 geïntroduceerd zou hij diens kalligrafische beeldentaal massacreren in weerwil van zijn zin tot participeren aan het demonstratieve en zelfs evenementele karakter van het Cobragebeuren. Hij wist zich op tijd te distanciëren van hun collectieve intentieverklaringen door ze op een eigenzinnige wijze te verbasteren. Dit maakte hem tot een outsider van de steeds groeiende groep. Wanneer de groep werd opgeheven, uiteengedreven door interne moeilijkheden en de gezondheidstoestand van Jorn en Dotremont de boegbeelden van Cobra, ging het schip zwalpen en zwalpt het nog steeds rond in het artistieke leven van zijn vele adepten die door de oorspronkelijke visie t.t.z. breken met de traditie en de fantasie de vrije loop laten, hun Cobrastelling zouden profileren.
Op de tentoonstelling Cobra-Post-Cobra die ik in 1991 juist veertig jaar na het stoppen van de groep heb gerealiseerd in samenwerking met Pierre Alechinsky is duidelijk gebleken hoe Cobratendenzen na de breuk dieper werden doorgrond of in een andere richting zijn afgedreven. Zowel Appel, Corneille, Alechinsky en vooral Constant gingen een eigen richting uit. De Cobraslang bleef hen echter in de greep van oeverloze beweeglijkheid houden in een vrije val van de verbeelding, voor iedereen een steeds vernieuwend uitgangspunt.
Als cineast zou hij zich vooral met de experimentele film bezighouden. Gezien in het licht van het Cobragedachtengoed, wilde hij de film ook als nieuw beeldend medium gebruiken. De ontmoeting met Alechinsky en zijn andere, beste vriend en collega Luc De Heusch zou hem ertoe drijven om naar aanleiding van de slottentoonstelling in Luik van de Cobragroep een experimenteel filmfestival te organiseren waarin dan de enige Cobrafilm Perséphone van Luc De Heusch, waarvoor hij de poëtische commentaar schreef. Vermits Cobra gelijk staat met "Tabula rasa" en vernieuwing zou Raine zoals ook de andere betrokken kunstenaars en aangetrokken kunstenaars streven naar een herkenbare Cobrataal. Ook de inzet van Joseph Noiret(medeoprichter van Cobra) en zijn interesse voor de poëzie van het woord dat werd in beeld gebracht, zou hem inspireren.
Het spreekt voor zich dat de kracht van dat poëtische beeld door Christian Dotremont aangegeven in een eigen kalligrafie hem duidelijk zou motiveren. Zijn keuze voor de picturale taal en haar kalligrafische vertolking gebeurde evenwel onder impuls van zijn vriend Pierre Alechinsky die reeds begin de jaren 1960 een dergelijke dynamische beeldvorming had uitgewerkt vertrekkend vanuit de Oosterse kalligrafie. Hij was immers in Japan geweest en had daar de inkttechnieken en diverse penseelvoeringen bij het kalligrafische teken leren kennen en toepassen. De band met Alechinsky was groot en toch zou Raine een andere beeldtaal weten te creëren vol fantasmen.
De emotionele gedrevenheid en associatieve verwerking ervan door het automatisme aangedragen, bracht hem tot een zeer nerveuze en grillige vormentaal direct herkenbaar en eigen aan de maker. Schrift en beeld komen samen en verleiden de blik van de toeschouwer om binnen te dringen in de groteske wereld van Raine als in een ritueel op doek gebracht. Zijn existentiële relatie met Jean-Paul Sartre’s nihilisme ook in de serie Noire films van de jaren 1960 te zien, zijn hierin zeker de voedingsbodem geweest. Raine zou zijn inspiratie ook halen uit de fantastische wereld en beeldvorming van Ensor die eveneens met de absurditeit in de maatschappij daadwerkelijk betrokken was. Ook een grote dosis zelfkritiek en de daaraan verbonden zelfexpressie duidden zijn werk.
Ensor’s verhoogd subjectief individualisme had een soort confessioneel karakter in zijn reactie op de burgelijkheid en de domme massa. Hij interpreteerde zijn eigen levenservaringen in direct herkenbare modellen zoals maskers en skeletten. In tegenstelling daarmee zal Raine zijn interpretaties van zijn emoties zelf, vorm geven zonder directe herkenbaarheid.
De vergelijking met Ensor blijkt vooral uit de confrontatie met diens etsen van de "Zeven hoofdzonden"”(1888-1904). Zowel de trillende schriftuur als de burleske, grimmige figuratie schenen Jean Raine opvallend te boeien. Ook het thema zelf kan voor hem psychoanalytisch gezien interessant zijn geweest.
Alhoewel Jean Raine vanuit zijn eigen getraumatiseerde levenservaringen een soort groteske figuratie zal laten ontstaan in horror vacui in beeld gebracht. Niet zozeer het onderbewustzijn alleen lag hier aan de basis maar ook de stuwende kracht van het bewustzijn werd ingeschakeld om compositorisch verwerkingen van de formele aanbiedingen uit het onuitputtelijke arsenaal van mogelijkheden ongebonden aan de visuele realiteit te dirigeren. De schriftuur van de tekentaal bleef bij Raine doorslaggevend en zou vanaf 1963 door zijn relatie met Alechinsky nog overtuigender worden, los van vooringenomenheid en esthetische bekommernissen.
Een bizarrerie van beelden zou zijn voedingsbodem worden bij Raine blijvend verbonden aan literatuur en film, teksten en theater. Het theaterwerk van Michel de Ghelderode was hierin voor hem een openbaring.
Raine was reeds vroeg vertrouwd met de wereld van het surrealisme. Hij had Breton in Parijs opgezocht en ontmoette Brauner, Matta, Giacometti, e.a. Ook Magritte werd een goede relatie. Te samen met Luc De Heusch en Jacques Delcorde maakte hij een film over Magritte(1957-1961).
René Magritte zou Raine tesamen met Robert Rimbaert vragen om zijn eigen filmpjes met zijn super 8 camera tussen 1956-1965 gerealiseerd te monteren.
Cobra en Surrealisme en ook het abstract expressionisme resulteerden uit een automatisme van beeldvorming. Het surrealisme ging de cerebrale weg op. Cobra en abstract expressionisme de instinctieve weg. Het surrealisme is een intellectueel proces de beide andere een fysisch proces van primaire oorsprong vooral in de uitdrukkingsmethode.
Door de Cobrafiguren werden verschillende disciplines dooreen gebruikt. Dichters zoals Christian Dotremont liggen echter wel aan de basis. Woord wordt beeld en beeld integreert het woord. De woordbetekenis kreeg een vormbestaan en beeldend karakter. Daarnaast vertrekt Cobra vanuit het collectieve geheugen en dito ervaringen zoals het primitivisme, waanzin en kinderpret. Op zijn eerste solo tentoonstelling als schilder in maart 1964 in de galerie Ranelagh te Parijs leidde Alechinsky, zijn vriend Jean Raine in. Daar zou hij zich door deze achtergronden duidelijk gevoed tonen. Deze voedingsbodem zou hem tot aan zijn dood in 1986 blijvend inspireren. Zijn artistieke evolutie zou nochtans in de marge verlopen en een dramatisch einde kennen. Hij zou als outsider de geschiedenis ingaan. Zijn beeldingskracht was niettemin verrassend.
Raine had een meer dan grote interesse voor de psychoanalyse. Enkel de duistere pulsies van het negatieve stuurden hem. Zou hij niet zeggen "Het paradijs in ons is een hel". De drang naar zelfvernietiging die in hem opwelde maakte hem drankzuchtig. Hij dronk tot aan de bewusteloosheid als hij aan het werk was. "Hij zou schilderen als een kreet". In dat magma vaart de dood rond en veroorzaakt panische angst”, zei hij . Raine ging er dan ook aan ten onder.
Hij verdronk in het moeras van zijn verbeelding uit angst om te leven. De titels van zijn werken verwijzen er duidelijk naar zoals "La peur du trop connu", "Le doute du Phénomène" of zijn laatste werk in april 1986 geschilderd met de dramatische titel "Organes Inessentiels", het vertrekpunt van een reeks van vijftien grote formaten als grote golven opgebouwd.
Deze tentoonstelling haalt Jean Raine terug naar boven en plaatst hem op de plaats die hem toekomt bepalend voor zijn betekenis in Cobra en buiten Cobra. Als een fles met een boodschap erin in zee geworpen zoals Ivan Alechine het betitelde in zijn inleiding tot het boek "Jean Raine en effet" is dit overzicht van twintig jaar artistieke gedrevenheid een boodschap.
Aan de hand van twintig werken waarvan het formaat tot negen meter gaat, wordt zijn bezetenheid tot daadwerkelijk scheppen tenvolle geïllustreerd.
De meeste van deze werken ontstonden na zijn opname in het hospitaal en de Stichting van de Antonin Artaud Club voor de readaptatie van geesteszieken. Hij werd hierin vooral gesteund door zijn vrouw Sankiska Rolin Haymans die er verpleegster was. Het zouden evenwel zijn vrienden René Magritte, Scuttenaire, Florent Welles, Pierre Alechinsky en ook Marcel Broodthaers zijn die hem zullen stimuleren. De immense reeks van inkten zouden dankzij hen voor het eerst tentoongesteld worden in de belangrijke galerij Saint Laurent bij Toussaint te Brussel. Broodthaers wordt een trouwe bondgenoot van Jean Raine die hij "l’oiseau de feu" zou noemen. Hij was inderdaad een vuurvogel die zijn eigen vleugels in zijn hoge vlucht naar zelfexpressie zou verbranden.
Het overzicht van twintig jaar artistieke gedrevenheid dat hier getoond wordt, is een hommage aan Jean Raine in herinnering aan zijn overlijden twintig jaar geleden. Jean-Philipppe Robert Geenen ging als mens in een delirium aan zijn werk ten onder. Jean Raine, de schilder, blijft met zijn werk bestaan en overtuigen. De binding met Ensor in Oostende "Ensorstad" waar ook de cineast Henri Storck is geboren waarmee hij zoals met Luc De Heusch (ook de maker van een Ensorfilm) goede relaties had, maakt deze hommagetentoonstelling des te sterker.
Met een bijzonder woord van dank aan Sanky Raine, zijn vrouw en zijn zoon Pierre-François, wil ik deze inleiding afronden, zij hebben deze tentoonstelling mogelijk gemaakt.
Willy Van den Bussche
Hoofdconservator PMMK-Museum voor Moderne Kunst aan Zee, Oostende